Maatregel ‘Praktisch Beoordelen’: waarom deze onethisch en onrechtvaardig is

Op 1 juli 2024 trad de maatregel ‘Praktisch Beoordelen’ in werking. Deze maatregel houdt in dat arbeidsongeschiktheid niet langer wordt vastgesteld op basis van zowel een theoretische als een praktische schatting, maar enkel op basis van feitelijk verrichte arbeid en het daaruit voortvloeiende inkomen. Op het eerste gezicht lijkt dit een efficiëntere werkwijze. In de werkelijkheid legt deze wijziging echter een groot aantal ethische en rechtvaardigheidsproblemen bloot.

Maatregel als pleister op een niet-functionerend systeem

De maatregel is een reactie op de lange wachttijden bij sociaal-medische beoordelingen en het tekort aan verzekeringsartsen. In plaats van structureel te investeren in voldoende capaciteit en een eerlijker beoordelingssysteem, kiest de overheid ervoor om de beoordeling zelf ingrijpend te versimpelen. Dit is niets meer dan een pleister op een gebroken been: een kortetermijnoplossing die de fundamentele problemen van het sociaal-medische beoordelingssysteem niet oplost.

Het tekort aan verzekeringsartsen is al jaren een probleem. In plaats van te investeren in een robuuster, toekomstbestendig systeem en een rechtvaardigere manier van beoordelen, kiest men nu voor een aanpak die werknemers in een kwetsbare positie oneerlijk benadeelt.

Oneerlijke voordelen door maatregel voor werkgevers, nadelen voor werknemers

Onder de huidige systematiek wordt bij arbeidsongeschiktheid zowel een theoretische als een praktische schatting gemaakt, waarbij de uitkomst met het laagste percentage arbeidsongeschiktheid prevaleert. Dit betekent dat men kijkt naar wat iemand in theorie nog zou kunnen verdienen, zelfs als de betrokkene dat werk in de praktijk niet kan uitvoeren. Met de nieuwe maatregel wordt die theoretische schatting volledig geschrapt, tenzij het verlies aan inkomen 80% of meer bedraagt. Dit heeft verregaande gevolgen:

  1. Werkgevers kunnen bewust lage lonen aanbieden: werknemers die terugkeren in arbeid na ziekte, echter tegen betaling van een lager loon, krijgen alsnog een lagere uitkering, omdat hun resterende verdiencapaciteit wordt gebaseerd op dat lage loon. Werkgevers kunnen hiermee sturen op lagere uitkeringskosten en indirect op de hoogte van de WGA-premies. Hierdoor ontstaat een perverse prikkel om mensen juist niet te laten terugkeren in werk met een hoger loon, omdat dit de lasten voor de werkgever zou verhogen.

  2. Werkgevers zullen twee keer nadenken over re-integratie: als een werknemer op basis van een theoretische schatting minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn, maar met een praktische beoordeling boven die grens uitkomt, kan dit voor werkgevers een reden zijn om re-integratie tegen te werken. Dit demotiveert werkgevers om beperkte werknemers terug te brengen in werk, omdat dit direct kan leiden tot een hogere arbeidsongeschiktheidsuitkering. Mkb’ers zullen daar minder problemen mee hebben. Die betalen geen gedifferentieerde premie.

  3. Re-integratie is vaak niet duurzaam: in de praktijk blijkt dat veel werk dat wordt meegenomen in de praktische beoordeling geen stabiele en duurzame werkplek betreft. Als arbeidsdeskundige zie ik vaak dat de praktische loonwaarde niet lang standhoudt, waardoor werknemers alsnog uitvallen. Dit leidt niet alleen tot onnodige instabiliteit voor werknemers, maar ook tot inefficiënte trajecten waarin werknemers keer op keer door hetzelfde proces heen moeten. Ook wordt er achteraf alsnog een herbeoordeling ingediend en/of een ontslagvergunning aangevraagd. Gevolg van een herbeoordeling? Alsnog inzet van een verzekeringsarts!

  4. Minder juridische mogelijkheden voor bezwaar: de mogelijkheid om via een theoretische schatting aan te tonen dat iemand meer zou moeten kunnen verdienen, verdwijnt in de eerste instantie. Hierdoor wordt het voor werknemers veel lastiger om bezwaar te maken tegen een in hun ogen onterechte vaststelling van arbeidsongeschiktheid. Dit omzeilt bovendien de normale juridische procedure. Een werknemer kan namelijk bij een initiële bezwaarprocedure geen theoretische schatting afdwingen, maar pas in een beroepszaak. Dit druist in tegen de gebruikelijke gang van zaken en roept ernstige vragen op over de rechtsstatelijkheid van deze aanpak. Het lijkt erop dat het systeem zo is ingericht om werknemers actief te ontmoedigen hun rechten te verdedigen, evenals werkgevers.

    Het is zeer de vraag hoe juristen en advocaten hiernaar kijken en of deze handelswijze standhoudt in het rechtssysteem. Als je de Handreiking Praktisch Beoordelen leest, was dit blijkbaar zelfs het doel. Wat zijn de juridische mogelijkheden om hiertegen in verweer te gaan? Wat levert het op?
Hulp bij bezwaar? Wij helpen recht te doen aan de situatie.

Een stimulans voor calculerend gedrag

De overheid stelt dat de maatregel leidt tot meer eerlijkheid en inzichtelijkheid. Echter in de praktijk kan het juist calculerend gedrag bevorderen. Werknemers kunnen bijvoorbeeld bewust minder gaan werken of hun loon laag houden om een hogere uitkering te behouden. Werkgevers kunnen banen met een lagere loonwaarde aanbieden om verzekeringskosten te drukken. Dit heeft tot gevolg dat werknemers structureel onder hun niveau blijven werken en geen eerlijke kans krijgen op economische onafhankelijkheid.

Daarnaast kan deze maatregel ertoe leiden dat werkgevers die normaal gesproken bereid zouden zijn om werknemers met een beperking te ondersteunen, nu terughoudender worden omdat een hogere uitkering voor de werknemer direct tot hogere lasten voor de werkgever kan leiden. Dit ondermijnt het doel van de WIA en brengt het risico met zich mee dat werknemers in een vicieuze cirkel van onderbetaling en afhankelijkheid van uitkeringen terechtkomen, terwijl werkgevers niet gestimuleerd worden om bij te dragen aan duurzame re-integratie.

Verkeerde focus: bezuiniging boven rechtvaardigheid

De onderliggende motivatie van de maatregel is duidelijk: kosten besparen en het aantal verzekeringsartsen verminderen. Maar dit gaat ten koste van de werknemers die afhankelijk zijn van een eerlijke beoordeling van hun situatie. In plaats van een sociaal vangnet te bieden aan wie het nodig heeft, wordt de WIA verder uitgekleed.

Dit heeft bovendien verstrekkende gevolgen voor het collectieve systeem: doordat praktische schattingen die voorheen niet door de theoretische toets kwamen nu wel tot een hogere uitkering leiden, neemt de druk op het WIA-stelsel toe. UWV heeft nu al een ondercapaciteit en met de instroom nu worden de wachtlijsten en de werkdruk verder opgevoerd, is mijn inschatting (hopelijk heb ik het mis). Voor niet-eigenrisicodragers betekent dit dat de lasten worden doorgeschoven naar het collectief of een gedifferentieerde premie betalen. Dit terwijl UWV keer op keer laat zien dat re-integratie niet op tijd of onvoldoende plaatsvindt. In de praktijk wijkt men hierdoor steeds vaker uit naar onderaannemers en private partijen, waarmee de overheid feitelijk een neoliberale uitbestedingsstrategie hanteert in plaats van de problemen structureel op te lossen.

Loonwaarde koppelen, handjeklap of andere oplossingen?

Er is steeds meer aanvraag van arbeidsdeskundige loonwaardeonderzoeken, ook bij ons. In theorie is dit een middel om een objectieve beoordeling te krijgen van iemands verdiencapaciteit, maar in de praktijk leidt het huidige systeem tot ongewenste effecten. De verkeerde incentives voor betrokken partijen zorgen ervoor dat de uitkomsten niet altijd aansluiten bij de realiteit. Werkgevers en werknemers kunnen tegengestelde belangen hebben, waardoor het vaststellen van een eerlijke loonwaarde complex wordt. Er is vaak geen normfunctie aanwezig voor de werkzaamheden, de duurzaamheid van het werk is onzeker en de onderlinge belangen maken een objectieve bepaling uitdagend.

De praktische beoordeling introduceert daarnaast een systeem dat niet alleen juridische vraagstukken oproept, maar ook leidt tot een grotere collectieve druk op het sociale stelsel. De toename van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij niet-eigenrisicodragers vergroot de lasten voor het collectief. Tegelijkertijd kampt het UWV al met een structurele ondercapaciteit, waardoor ze de instroom nauwelijks goed kunnen begeleiden. Dit resulteert in uitbesteding naar de markt, zoals werkfit- en naar-werk-trajecten bij onderaannemers, wat feitelijk neerkomt op een neoliberale oplossing die slechts op papier voldoende capaciteit suggereert.

Daarnaast ontmoedigt het werkgevers die juist wél willen bijdragen aan duurzame re-integratie. De maatregel creëert een risico dat werkgevers afzien van het aanbieden van werk aan (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers, uit angst dat dit leidt tot een vastgestelde loonwaarde die hen in een nadelige positie brengt. Dit heeft verstrekkende consequenties voor zowel werkgevers als werknemers en draagt niet bij aan een werkelijke verbetering van het systeem.

De focus zou moeten liggen op structurele oplossingen. Bijvoorbeeld betere afstemming tussen arbeidsdeskundigen, werkgevers en werknemers, investeringen in verzekeringsgeneeskundige capaciteit en een herziening van het beoordelingsproces. Zonder deze aanpassingen blijft de loonwaardebepaling een punt van discussie en een bron van onrechtvaardigheid.

Conclusie: een schadelijke en onrechtvaardige maatregel

De maatregel ‘Praktisch Beoordelen’ lijkt vooral een manier om de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te stroomlijnen, maar de gevolgen voor werknemers zijn groot. In plaats van het systeem eerlijker en transparanter te maken, vindt er een verdere benadeling van kwetsbare groepen plaats.

Wat werkelijk nodig is, is een fundamentele herziening van het sociaal-medisch beoordelingsstelsel. Investeringen in de capaciteit van verzekeringsartsen, een meer mensgerichte benadering en een rechtvaardige vaststelling van arbeidsongeschiktheid zouden prioriteit moeten hebben. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben helemaal voor efficiency. Echter moet je zo niet naar zorgprocessen en sociale stelsels kijken. Je moet accepteren dat dit geld kost en niks oplevert. Het huidige beleid drijft werknemers verder in onzekerheid en bevordert calculerend gedrag bij zowel werknemers als werkgevers. Dit is geen vooruitgang, maar een stap terug in de sociale bescherming van werkenden in Nederland.

Meer over ons? Neem contact op.

Niels, Specialist sociale zekerheid